OPERATIE ‘MARKET GARDEN’
Inzet commando’s No.2 Dutch Troop, 10 I.A. Commando
Deze teksten verschenen eerder in een drietal artikelen in De Groene Baret van juni 1984. De belevenissen zijn voor het grootste deel opgetekend aan de hand van gesprekken met de mannen die het meemaakten. De Nederlandse commando’s van No. 2 Dutch Troop, No. 10 Inter Allied Commando. Helaas zijn alle deelnemers van No. 2 Dutch Troop aan de Operatie ‘Market Garden’ inmiddels overleden. Maar vergeten doen wij ze niet!
Begin september 1944 was er langs het gehele front in West-Europa een gevechtspauze ontstaan. De geallieerden kampten met logistieke problemen. Van deze pauze maakten de Duitsers gebruik om hun troepen te reorganiseren.
De geallieerde opperbevelhebber, generaal Eisenhouwer, had hoewel voorstander van een opmars over een breed front, het voornemen om voorlopig het zwaartepunt van het offensief naar Nederland te verleggen. Doel was een bruggenhoofd over de Neder-Rijn te vormen om zo een snelle verovering van het Roergebied mogelijk te maken.
Om van Noord-België naar het IJsselmeer op te rukken moesten drie grote rivieren, drie kanalen en twee kleinere Brabantse rivieren worden gepasseerd. De uitvoering van de operatie, die de codenaam ‘Market Garden’ droeg werd opgedragen aan veldmaarschalk Montgomery. De Nederlandse commando’s van No 2 Dutch Troop werden verdeeld over de drie geallieerde luchtlandingsdivisies.
ARNHEM
Opdracht
De Britse 1ste Luchtlandingsdivisie versterkt met de Poolse 1ste Parachutistenbrigade had opdracht, noord en zuid van de Rijn bij Arnhem te landen, de bruggen te overmeesteren en een bruggenhoofd rondom de stad te vormen. Bij deze divisie waren de onderstaande Nederlanders ingedeeld: eerste-luitenant M.J. Knottenbelt, de sergeanten K. Luitwieler, W. de Waard, korporaal A.H.T. Italiaander en de commando’s A. J. Ph. Beekmeijer, H.C. Gobetz, H.M.J. Gubbels, H. de Leeuw, M. van Barneveld, J.P.H. van der Meer, Ch. Helleman en A.M. Bakhuis-Roozeboom.
Operatie ‘Market Garden’ ging in de morgen van 17 september 1944 in Engeland van start.
Noodlanding in Biezenmortel (N-Br.)
Sergeant Luitwieler zou Arnhem echter niet bereiken. Het zweefvliegtuig waarin hij zat moest een noodlanding maken op een open terrein nabij het klooster van de zogenaamde bruine paters in Biezenmortel. Met de overige bemanning, een Poolse luitenant, twee Britse sergeanten en twee chauffeurs werden de twee jeeps ontladen en begaf men zich op weg naar Arnhem. De Duitsers op de hoogte gebracht van de landing, alarmeerden de bezetting in Helvoirt. Schietende baande het zestal zich daar een weg door de Duitse posten en zette de tocht voort in de richting van Haaren en Esch. In de kom van dit laatste dorp viel een van de Britten bij een scherpe bocht uit de jeep en werd door de achtervolgende Duitsers gevangen genomen.
Op weg naar St. Michielsgestel stootte de groep op een Duitse colonne die langs de weg stond opgesteld, maar wist ongemerkt in het zijterrein te verdwijnen. De vijf betrokken een schuilbivak. ’s Avonds kregen ze contact met een verzetsgroep die eten bracht dat uit een Duitse keukenwagen was gestolen bij Huize Leeuwenrode, waar een commandopost was gevestigd. Er kwam ook een kleine tent.
Na een nachtelijke verkenningspatrouille van Luitwieler met de Poolse luitenant sloot het vijftal zich aan bij de ruim honderd Amerikaanse en Britse Parachutisten die zich hadden verscholen in het natuurreservaat Campina bij Boxtel. Op de avond van 24 oktober 1944 werd Boxtel door deze groep bevrijd. Sergeant Luitwieler meldde zich op 4 november 1944 terug bij No 2 Dutch Troop.
Andere noodlanding op Schouwen-Duiveland
Het zweefvliegtuig waarin commando De Leeuw had plaatsgenomen moest op Schouwen-Duiveland een noodlanding maken. Met de beide Britse piloten dook de Leeuw onder bij een plaatselijke verzetsgroep. Door Duitse razzia’s werd het voor de groep noodzakelijk het eiland te verlaten. Vlak voor de overtocht op 7 december 1944 werd de groep bestaande uit zestien mannen en één vrouw ontdekt. Er volgde een schietpartij. In de verwarring wisten De Leeuw, de twee Britse piloten en drie verzetsstrijders te ontkomen. De Leeuw en de beide piloten werden echter op 12 december gepakt, maar overleefden de oorlog.
Lees verder! ‘De vijfde krijgsgevangene’
Het verhaal van commando Herman de Leeuw: Klik hier!
Oosterbeek
Tot de tien commando’s die het aanvalsdoel Arnhem wel bereikten, behoorde sergeant De Waard. Hij maakte de overtocht in het zweefvliegtuig samen met de divisiecommandant, aan wie hij was toegevoegd. Na de landing in Wolfheze ging de groep op weg naar Oosterbeek waar in hotel ‘Hartenstein’ de divisiestaf was ondergebracht. Toen ze binnenkwamen stond het eten van de Duitsers nog op tafel. De Waard werd al snel ingeschakeld bij het verhoor van de krijgsgevangenen. De eerste dagen verzorgde hij het contact tussen de divisiestaf en een tandarts in Oosterbeek, die telefonische verbinding had met een kennis vlak bij de brug in Arnhem. De overige verbindingen waren slecht. Later nam De Waard deel aan de verwoede straatgevechten bij de directe verdediging van ‘Hartenstein’. Na een nacht van zware artilleriebeschietingen was het in de morgen van 26 september vreemd stil. De Waard ging met drie Britten naar het hotel, waar nog slechts doden en gewonden lagen. Van een arts die nog aanwezig was hoorde het viertal dat de divisiestaf die nacht over de Rijn naar de Betuwe was overgestoken. Het is te begrijpen dat de vier achtergelaten mannen hun gevoelens van woede en teleurstelling duidelijk lieten blijken. De Waard dacht er even aan om zijn uniform uit te trekken en bij burgers in Oosterbeek onder te duiken. Maar onmiddellijk verwierp hij die gedachte, ‘We stick together’ zei hij tegen de Britten en men ging op weg naar de Rijn.
Alle doorgangen waren echter al afgesneden en viertal kwam in een vuurgevecht met de Duitsers, waarbij een Brit zwaargewond raakte. De Waard kreeg een schot door zijn voet. Na behandeling op een hulppost werd De Waard via Apeldoorn naar Duitsland afgevoerd. Na op 16 april 1945 door de Britten bevrijd te zijn meldde hij zich op 18 april terug bij No 2 Dutch Troop in Eastbourne.
Drielse Veer
Luitenant Knottenbelt had als lid van Jedburgh team Claude tot taak de inlichtingen en inzet van de in en rond Arnhem aanwezige verzetsgroepen te coördineren. In de vooravond van 17 september bevond hij zich bij de Britse eenheid die de Feldkommandant van Arnhem, Generalmajor Kussing, uitschakelde. Voorts nam hij op eigen initiatief het bevel op zich over een detachement van ongeveer 25 Britse militairen die bij een sleutelpositie een huizengroep in Oosterbeek verdedigden. Samen met de Canadese luitenant Heaps stak hij bij Drielse Veer de Rijn over om contact op te nemen met de Polen.
Later toen de Polen al geland waren, ging hij enige malen de Rijn over en bracht Poolse eenheden naar opstellingen in Oosterbeek. Op 22 september raakte hij gewond , maar weigerde zich te laten opnemen in een van de noodhospitalen. Toen Oosterbeek moest worden ontruimd stak hij zwemmend de Rijn over. Eerst in Nijmegen vond hij tijd om zich in een hospitaal te laten opnemen.
Succesvolle gevechtspatrouilles
Commando Van Barneveld ging onder de meest gevaarlijke omstandigheden meerdere keren per jeep op patrouille en stak enige keren de Rijn over om contact op te nemen met de Polen. Hij commandeerde als soldaat een groep van twintig man, waarmee hij met succes gevechtspatrouilles uitvoerde. Voorts amputeerde hij met een zakmes het zwaar verminkte been van een Brit. Na de evacuatie over de Rijn ging Van Barneveld onder zwaar vijandelijk vuur opnieuw naar de noordelijke oever en geleidde, tot drie maal toe, de laatste groepjes Britse militairen naar de rivier. Uiteindelijk stak hij – aan een bootje hangend – voorgoed de Rijn over.
Snelle aanval op Rijnbrug
Korporaal Italiaander was ingedeeld bij het 1ste Luchtlandingsverkenningseskadron van majoor Gough, dat onder bevel van de 1ste Parachutistenbrigade onmiddellijk na de landing met jeeps een snelle aanval naar de Rijnbrug in Arnhem moest uitvoeren. Na de landing bij Wolfheze probeerde de eenheid waarbij Italiaander was ingedeeld om langs het pad direct ten noorden van de spoorlijn, naar Arnhem op te rukken. Een in de haast ingerichte Duitse verdedigingspost verijdelde deze poging waarbij de eerste verliezen werden geleden. De volgende dag ging het eskadron in opmars langs de hoofdweg, maar ook deze aanval liep vast in zwaar vuur.
Van 19 tot 25 september vocht het eskadron een verbeten defensief gevecht in Oosterbeek en maakte Italiaander deel uit van tweemans patrouilles die dagelijks de nieuwe code voor de radiocommunicatie bij de verschillende eenheden brachten. Een uiterst riskante aangelegenheid waarbij, zoals Italiaander constateerde: “Ik als commando met mijn betere uitrusting en gedegen opleiding en training enorm in het voordeel was”. In de nacht van 25 op 26 september bereikte hij met de restanten van het verkenningseskadron behouden de zuidelijke oever van de Rijn. Ook de commando’s Van der Meer en Helleman wisten in die bewogen nacht veilig en wel op de zuidelijke oever aan te komen. Italiaander (re) en Van der Meer omgeving Oosterbeek
Overzetplaats
Commando Van der Meer trad onder het zware Duitse mortier- en artillerievuur regelend op bij de overzetplaats en ging nog enige malen terug naar de noordelijke oever om groepjes Britten te helpen. In 1958 herinnerde hij zich dat het een frappant verschijnsel was dat bijna alleen de commando’s nog in het bezit waren van een of ander vuurwapen.
Ontsnapping uit krijgsgevangenkamp
De commando’s A.J.P. Beekmeijer, H.C. Gobetz en H.M.J. Gubbels werden na hevige gevechten op verschillende plaatsen in de hel van Oosterbeek gevangen genomen. Zij hebben hun lot verre van gelaten ondergaan. Na verloop van tijd kwamen ze terecht in een krijgsgevangenkamp, Stalag 4 A, nabij Dresden. Zij hebben daar van het zware bombardement in de nacht van 13 op 14 februari 1945 gebruik gemaakt om te ontsnappen. Enkele dagen later werden ze vlak bij de Tsjechische grens ontdekt en teruggevoerd. Op 22 april ontsnapte het drietal opnieuw. Nu ging het beter en op 2 mei 1945 bereikten ze, in de omgeving van Chemnitz aan de Tsjechische grens, de Amerikaanse linies.
Gesneuveld
August Ferdinand Marie Bakhuis Roozeboom was de eerste commando die sinds de oprichting van No. 2 Dutch Troop sneuvelde. In de avond van 19 september 1944 vertrok hij samen met Britse parachutisten en verzetsman H. Beekhuizen in een jeep van hotel ‘Hartenstein’. Het was de bedoeling contact op te nemen met het parachutistenbataljon bij de Rijnbrug in Arnhem.
Dat mislukte echter waardoor men terugkeerde richting Oosterbeek. En passant werd nog een Duitse Rode Kruis auto, die vol bleek te zitten met wapens, buit gemaakt. Vlak voorbij het viaduct ten westen van Arnhem werd de jeep onder vuur genomen. Bakhuis Roozeboom vuurde, staande tussen de chauffeur en de bijrrijder, met zijn Tommygun en wierp handgranaten naar de Duitsers. Plotseling zakte hij ineen. Hij bleek gesneuveld te zijn. De overigen wisten met de jeep terug te keren in Oosterbeek, waar Bakhuis Roozeboom werd begraven in de tuin van ‘Hartenstein’.
Later werd August Bakhuis Roozeboom als ‘Known unto God’ begraven op ‘War Cemetery Oosterbeek’. Na een langdurig onderzoek kon in 1996 de ligplaats van Bakhuis Roozeboom worden gelokaliseerd. Op 5 mei 1997 werd in het bijzijn van o.a. strijdmakkers van No. 2 Dutch Troop bij zijn graf eer betoond en afscheid genomen van August Bakhuis Roozeboom. Als eerbetoon is het tentenkamp waar vanuit alle commando’s hun elementaire opleiding krijgen genoemd naar August Bakhuis Roozeboom.
Verdiensten
De verdiensten van de Nederlandse commando’s in de Slag om Arnhem kwamen tot uiting in het deel inlichtingen van het gevechtsverslag van de Britse 1ste Luchtlandingsdivisie:
‘Commander Wolters (Luitenant ter zee A. Wolters was door de Nederlandse regering benoemd tot aanstaand militair commissaris voor de stad Arnhem) and Lieutenant Knottenbelt and his Dutch commando’s were first class. Their help was unfailingly efficient and in very great measure. To them is due the great help received from the civilian population., and the averting of the many minor pitfalls into which an intelligence staff might well have fallen when dealing with civilian suspects’
Herdenking Market Garden 1994. Z.K.H. Prins Bernhard in gesprek met v.l.n.r. Gobetz, Italiaander, Beekmeijer en De Waard!
NIJMEGEN 1944
Opdracht
De Amerikaanse 82ste Luchtlandingsdivisie moest landen in het gebied Nijmegen-Grave en zich meester maken van de Waalbrug bij Nijmegen, de bruggen over het Maas-Waalkanaal en de Maasbrug bij Grave. Bij Nijmegen zou zich tevens de staf van het luchtlandingskorps vestigen. Bij deze divisie waren de navolgende Nederlandse commando’s ingedeeld: Sergeant-majoor J.G. van den Bergh, sergeant I.J.E. Dullemen, de korporaals G.P.Ubels, J.A. Kloezeman, V.G. Kokhuis, L. Persoon en de commando’s A. Bloemink, H. Cramer, C.A. van de Gender, W. Knijff en J.A. van der Linde.
De sergeanten W.G. van Gelderen en K. Kruit, alsook commando J. Baggerman werden toegevoegd aan de staf van de het 1ste Geallieerde Luchtlandingskorps.
Groene baret
In Engeland moest het eigen uniform met groene baret worden verwisseld voor Amerikaanse gevechtskleding. Enkelen hielden hun eigen battledress er onder aan, allen namen hun groen baret mee.
Per zweefvliegtuig
Sergeant-majoor Van den Bergh, sergeant Van Dullemen, de korporaals Ubels, Kloezeman, Kokhuis, Persoon en de commando’s Cramer, Van de Gender en Knijff kwamen in die gedenkwaardige septemberdagen van 1944 per zweefvliegtuig ten zuiden van Nijmegen aan de grond.
Per parachute en nooit gesprongen
De wapenspreuk van het Korps: ‘Nunc Aut Nunquam’ bestond in 1944 nog niet. Toch moeten de commando’s Bloemink en Van der Linde met deze spreuk bezield zijn geweest op het moment dat zij zonder ooit enige opleiding in parachutespringen te hebben gehad, boven Groesbeek afsprongen met een Amerikaans parachutisten regiment.
Hell’s Highway
De bij de Amerikaanse luchtlandingsdivisie ingedeelde commando’s traden op als tolk, namen deel aan gevechts- en verkenningspatrouilles en zorgden voor een goed contact met verzetsgroepen langs de opmarsweg, die al gauw als ‘Hell’s Highway’ bekend was. Veelal ontbraken echter instructies en opdrachten zodat de gedetacheerden zich, ondanks de beperkte mogelijkheden, zelf waar moesten maken. De mannen van No. 2 Dutch Troop hebben zich van hun beste zijde laten zien.
Zuivering
De sergeanten Van Gelderen en Kruit en commando Baggerman kwamen met de staf van het 1ste Geallieerde Luchtlandingskorps bij Groesbeek aan de grond en waren al direct betrokken bij het zuiveren van de omgeving.
Bronzen Ster
Commando Cramer, die met gevaar voor eigen leven gewonden uit de voorste lijn haalde, werd door de Amerikanen voorgedragen voor de Bronzen Ster, die hij echter nooit ontving.
Een brug te ver
Korporaal Kokhuis was op 20 september ingedeeld bij het 3de Bataljon van het 504de Parachutistenregiment, dat onder moordend Duits vuur de Waal overstak om een bruggenhoofd te vormen. Deze oversteek komt ook duidelijk aan de orde in de beroemde film over de Operatie ‘Market Garden’: Een brug te ver!
EINDHOVEN 1944
Opdracht
De Amerikaanse 101ste Luchtlandingsdivisie had opdracht de bruggen over de Zuid-Willemsvaart en Aa bij Veghel, over de Dommel bij St Oedenrode en over het Wihelminakanaal bij Son te bezetten. Bij deze divisie, die bij Veghel, St Oedenrode en Son landde en op 18 september Eindhoven in bezit nam waren: de sergeanten D. van der Wal en R.B. Visser, de korporaals K.J.H. Elshof en H.W. van der Steen, alsook korporaal J.W. Bothe ingedeeld.
Gliders
Ook voor deze commando’s ging de overtocht van Engeland naar Nederland per zweefvliegtuig. Toen de korporaal Bothe op het punt stond in de glider te stappen richting bezet Nederland, moest hij plotseling denken aan de toespraak van de beroemde Amerikaanse parachutisten-generaal Maxwell Taylor: ‘Mannen, jullie mogen blij zijn als je dit overleeft en het later aan je kinderen kunt vertellen. Alleen zal het ze gauw gaan vervelen, want begrijpen zullen ze het nooit!’ Sergeant Visser, die nog nooit een zweefvliegtuig had bestuurd deed tijdens de overtocht dienst als tweede piloot.
Walter Cronkite
Korporaal Bothe, die met de glider in de omgeving van het Brabantse plaatsje Son landde, had tijdens de overtocht oorlogsverslaggever Walter Cronkite, de later wereldberoemde tv-commentator, als buurman in het zweefvliegtuig.
Gevechts- en verkenningspatrouilles
De bij deze Amerikaanse luchtlandingsdivisie ingedeelde Nederlandse commando’s traden, evenals hun collega’s bij Arnhem, op als tolk en gids, namen deel aan gevechts- en verkenningspatrouilles en zorgden voor een goed contact met de verzetsgroepen.
Inzet van andere Nederlandse commando’s
Kapitein J. Linzel, tweede-luitenant C. de Ruiter, korporaal B.W de Liefde en de commando’s B.S. Boelema en P.A. Visser werden voor de eigenlijke Operatie ‘Market Garden’ ingedeeld bij de 52ste Britse (Low-land) Divisie, die bestemd was om na het slagen van de actie bij Arnhem naar het vliegveld Deelen te worden vervoerd. Toen het verloop van de Slag om Arnhem de inzet van de 52ste Divisie onmogelijk maakte, werd kapitein Linzel op 4 oktober 1944 met zijn detachement eveneens bij de staf van het Luchtlandingskorps ingedeeld.
Lijfwacht Prins Bernhard
Op 3 september 1944 benoemde koningin Wilhelmina prins Bernard tot Bevelhebber der Nederlandse Strijdkrachten. Op 4 september bezocht de prins No. 2 Dutch Troop en werd de eenheid meegedeeld dat zij over verschillende geallieerde eenheden zou worden verdeeld om bij een komende actie inlichtingen te verzamelen, contacten te leggen met verzetsgroepen en als tolk op te treden.
Met het vertrek van de Bevelhebber naar Nederland, was ook een lijfwacht benodigd. De keuze viel hierbij op de commando’s en zo werden eerste-luitenant C.J.L. Ruysch van Dugteren, de korporaals J.C. van Woerden en J. Steengracht van Moyland alsook de commando’s A. van Creveld en A.J. Hagelaars als lijfwacht ingedeeld bij de staf van prins Bernhard.
Commando Hagelaars, een Engelandvaarder, die zich uit puur idealistische overwegingen een enorme moeite had getroost om Engeland te bereiken om zich daarna in te zetten voor de bevrijding van Nederland, kwam helaas te sneuvelen. Dit gebeurde op 4 oktober 1944 om 4 uur in de morgen langs de spoorlijn bij het Brabantse Geffen na vuurcontact met een Duitse eenheid.
Het einde voor No. 2 Dutch Troop van de Operatie ‘Market Garden’
Op 11 oktober verzamelde kapitein Linzel zijn mannen in Eindhoven. De sterkte van No. 2 Dutch Troop bedroeg toen 2 officieren, zeven onderofficieren en zestien korporaals en commando’s.
‘Market Garden’, de stoutmoedige en grootste luchtlandingsoperatie aller tijden was niet met succes bekroond. De Slag om Arnhem was voor de Britten geëindigd in een debacle. Hiervoor waren verschillende oorzaken aanwijsbaar, maar niet een gebrek aan moed van degenen die er aan deelnamen. Montgomery had het Duitse weerstandsvermogen onderschat. Zware gevechten lagen nog in het verschiet eer de oorlog in het westen zou zijn geëindigd.