DE VIJFDE KRIJGSGEVANGENE
Het verhaal van commando Herman de Leeuw (No. 2 Dutch Troop)
door kapitein b.d. Jack Bakker
Zoals bekend werden tijdens de gevechten in Oosterbeek in september 1944, vier Nederlandse commando’s
krijgsgevangene gemaakt: De Waard, Beekmeijer, Gubbels en Gobetz. De laatste drie ontsnapten tot twee maal toe uit
krijgsgevangenkamp Stalag IV A, dat gelegen was in de omgeving van Dresden. De tweede keer was succesvol want na dagen van ‘ontwijken en overleven’ bereikten ze bij Chemnitz, aan de Tsjechische grens, de Amerikaanse linies.
De gewonde De Waard was genoodzaakt om het einde van de oorlog in krijgsgevangenschap af te wachten.
Minder bekend zijn de wedervaardigheden van commando Herman de Leeuw. Wedervaardigheden die hem met recht ‘de vijfde krijgsgevangene’ maken.
Wie was Herman de Leeuw? Geboren op 5 juli 1919 te Holsloot (Drenthe) als zoon van Klaas de Leeuw en Anna von Pickartz, doorliep hij de lagere school en werkte als boerenknecht. Op 8 december 1939 werd hij als dienstplichtige ingelijfd bij het Eerste Regiment Veldartillerie (onbereden).
Nadat Nederland had gecapituleerd kwam hij op 24 mei 1940 aan in Engeland en werd geplaatst bij de Koninklijke Nederlandse Brigade Prinses Irene. Vanuit de brigade vertrok hij naar het Schotse Achnacarry voor het volgen van de commandoopleiding, waarna hij op 1 augustus 1942 bij No. 2 Dutch Troop werd geplaatst. Met de troop ging hij op 11 december 1943 naar India en keerde samen met hen op 16 augustus 1944 in Engeland terug. Op 9 september 1944 volgde in het kader van Operatie Market Garden zijn detachering bij de First British Airborne Division.
LZ “X”
18 september 1944. Op het militaire vliegveld Keevil, ten zuidwesten van Londen, staan 40 Horsa gliders gereed om te vertrekken voor deelname aan Operatie Market Garden. Eén van de gliders met ‘chalk number’ DP 956 heeft als piloot Staff sergeant Bernard Black. De copiloot is sergeant Philip Hudson.
De lading bestaat uit een jeep met aanhanger en vier passagiers: een chauffeur van het Royal Army Service Corps, een ‘trooper’,van het HQ van de 4de Para Brigade, een soldaat van het South Staffordshire Regiment (South Staffs, een luchtlandingseenheid) en Herman de Leeuw.
De bestemming is LZ ‘X’, gelegen ten noorden van Heelsum en ten zuidwesten van Wolfheze. Een bestemming die ze echter nooit zullen bereiken.
LUCHTARMADA
Om 11.30 uur vertrekt de glider, voortgetrokken door een Stirling bommenwerper. Ze koersen oostwaarts terwijl er steeds meer glidercombinaties verschijnen. Na ruim drie uur vliegen naderen ze de Nederlandse kust, waarbij de vuurtoren op Schouwen-Duiveland (codewoord ‘Bermuda’) als eerste herkenningspunt dient. Er is dan sprake van een luchtarmada van meer dan 1500 combinaties met een totale lengte van ongeveer 150 kilometer en begeleid door 874 gevechtsvliegtuigen.
Boven Zeeland wordt de Horsa gepasseerd door een collega. Piloot Black merkt dat zijn glider geraakt wordt door de slipstream van het passerende vliegtuig. Hij heeft de glider niet meer onder controle. De linkervleugel zakt en het sleepvliegtuig draait naar rechts. De glider draait juist de andere kant op en ze scharen. Alles gebeurt in luttele seconden.
Black doet wat hem geleerd is: hij koppelt af. Hij weet uit de stoet vliegtuigen te komen en zoekt een geschikte landingsplek. Duits afweergeschut vuurt op hem. Black zet de glider neer op een drassig stuk land vlakbij een boerderij waar mensen nieuwsgierig en afwachtend staan te kijken. Black en Hudson lopen naar hen toe en Herman gaat mee om het woord te voeren. Ze willen weten waar ze zitten en van welke kant ze de Duitsers kunnen verwachten. Een zekere Jan Romijn wijst op de kaart aan dat ze op Schouwen zijn geland, niet ver van Nieuwerkerk. Het gebied ligt onder water. Ze gaan poolshoogte nemen en komen al snel met een roeibootje bij de glider terug. De jeep wordt onklaar gemaakt en ze
laden een machinegeweer met munitie en hun rugzakken in de boot. De boot meeslepend waden ze door het water richting Nieuwerkerk. Als het donker wordt trekken ze in één van de huizen langs de weg.
KEUKENRAAM
De volgende morgen zit er een man op het dak. Hij tikt tegen het dakraam en roept dat hij van de Duitsers moet zeggen dat ze zich moeten overgeven.
Ze vertrekken. Ze gooien het machinegeweer met munitie in het water en met hun rugzakken lopen ze naar Nieuwerkerk. Het dorp is verlaten, er is geen enkel huis bewoond. Ze kiezen een huis uit aan de Molenstraat, tegenover de kerk. Door het keukenraam komen ze binnen en gaan naar boven. Ze besluiten ter plaatse te blijven, zich doodstil te houden en te zorgen dat de vijand hen niet opmerkt. Als de rantsoenen beginnen op te raken moeten ze voor aanvulling zorgen. Dat doen ze door om beurten het dorp in te gaan op zoek naar eten. In keukenkastjes, kelders en op kastplanken vinden ze het een en ander. Na een paar dagen wordt hun rust verstoord. Ze horen voetstappen.
Er komen twee Duitsers door het keukenraam naar binnen. Gelukkig komen ze de trap niet op naar boven. Eén van hen maakt gebruik van de WC. Dan verdwijnen ze weer. Ze zijn door het oog van de naald gekropen, maar ze voelen zich niet langer op hun gemak. ‘s Avonds verlaten ze Nieuwerkerk.
Ze herinneren zich de boerderij van Jan Romeijn, de Grote Hofstede. Daar gaan ze naartoe en ze worden direct binnengelaten. Jan komt met appels en een paar broden en wijst hen de boerderij van zijn buurman die leeg staat; daar kunnen ze terecht. Ze slapen die nacht in de schuur, in het hooi. De volgende morgen zien ze 100 meter verderop Duitse soldaten lopen met een machinegeweer dat gericht wordt richting Ouwerkerk. Voorlopig zitten ze veilig, maar toch vinden ze dat de groep te groot is. Ze besluiten ter wille van ieders veiligheid uiteen te gaan. Herman de Leeuw vormt met de soldaat van de South Staffs een koppel en de andere twee soldaten idem. Black en Hudson blijven bij elkaar. De rantsoenen zijn eerlijk verdeeld en de kaart van Black is nagetekend.
Black en Hudson gaan terug naar de Molenstraat in Nieuwerkerk. Van Jan Romeijn horen ze dat het slecht is afgelopen met Operatie Market Garden en dat op Schouwen drie Tommies zich hebben overgegeven aan de Duitsers. Het zijn hun glider kameraden.
Later verteld De Leeuw hen dat nadat hij en de soldaat van de Souths Staffs de schuur hadden verlaten, ze het andere koppel aan het eind van de weg aantroffen. Ze waren gedemoraliseerd en wilden zich overgeven. Hij trachtte hen op andere gedachten te brengen en zijn maat er van te overtuigen zich niet bij hen aan te sluiten. Het mocht niet baten. De Leeuw trok zich op enige afstand terug en zag dat de drie aanklopten bij een huis. Vervolgens vertrok hij. De drie Engelsen gaven zich over. Zo niet De Leeuw. Hij bleef ondergedoken en kreeg daarbij van verschillende kanten hulp, onder andere van Jan Schoenmaker.
MISLUKT
Op 4 december 1944 krijgen Black en Hudson te horen dat ze moeten vertrekken naar Zierikzee omdat iedereen op last van de Duitsers het gebied moet verlaten. ’s Avonds moeten ze naar Ouwerkerk gaan. Daar zullen ze Herman de Leeuw weer ontmoeten en de hierboven genoemde Schoenmaker.
Ene Joost Ringelberg zal hen naar Zierikzee brengen en de volgende avond zullen ze oversteken naar het bevrijde Noord-Beveland. Op een afgesproken plaats staan Herman en Schoenmaker. De begroeting met Herman is gedempt uitbundig. Ze gaan terug naar Nieuwerkerk waar ze in een
timmermanswerkplaats de boorden van een bootje verhogen zodat ze er met vier man in kunnen zitten. Anderhalf uur roeien ze over het ondergelopen eiland en het is na middernacht als ze een oude polderdijk bereiken. Het is 6 december 1944. Copiloot Philip Hudson viert zijn 23-ste verjaardag! Vanaf de dijk worden ze naar Zierikzee gebracht, waar een uit het Duitse leger gedeserteerde Armeniër zich bij hen aansluit. De volgende dag ’s avonds worden ze naar een grote schuur gebracht buiten de stad waar ongeveer 20 mensen zijn. Onder hen twee politieagenten. Op een sein van één van
hen verlaten ze de schuur en lopen in kleine groepjes naar de dijk langs de Oosterschelde. Tussen 19.00 en 20.00 uur zal recht tegenover de Boerenweg een Engels landingsvaartuig aanleggen. De twee agenten lopen naar de waterkant en geven
lichtsignalen af. Ze gaan er lang mee door maar er komt geen antwoord. Tenslotte geven ze het op en gaat men in kleine groepjes weer terug naar de stad. De twee Britten, Herman en de Armeniër gaan met Joost Ringelberg mee naar huis.
BEDRIJFSTELEFOON
De illegaliteit heeft de beschikking over een ‘vergeten’ bedrijfstelefoon van de PZEM. Deze lijn, bij de Duitsers onbekend, maakt contact met bevrijd gebied mogelijk. Er wordt contact gemaakt met de Britten en Black praat met een ‘brigade major’ aan de andere kant van de lijn. Deze verzekerd Black dat die avond, 7 december 1944, al het mogelijke gedaan zal worden om de operatie te doen slagen. ’s Avonds wordt het risico verkleind door de groep in een leeg huis
onderaan de dijk te laten wachten. De twee agenten en De Leeuw liggen bij het water te seinen. Maar weer komt er geen boot. Na ruim een uur moeten ze de anderen vertellen dat ook deze poging is mislukt. Hoe gaan ze nu terug?
LICHTSIGNALEN
Eén van de agenten zal samen met zijn vrouw voorop lopen. Bij onraad zullen ze de groep met lichtsignalen waarschuwen. Het tweetal verdwijnt, de groep wacht. Ze zien een licht. Het verschuift, het is waarschijnlijk een auto. Even later komen er lichtsignalen van de agent. Ze blijven doodstil onderaan de dijk staan. Dan klimt de andere agent de dijk op, de anderen volgen. Opeens verschijnen er twee Duitsers, maar niet van de kant waar de signalen vandaan komen. De agent springt naar voren. Er wordt geschoten door de Duitsers, door de agent en door Black. Een Duitser geeft een
schreeuw en rolt getroffen de dijk af. Er ontstaat paniek. De mensen rennen weg, alle kanten op. En opeens zijn er veel meer Duitsers, waarvan later zal blijken dat er twee om het leven zijn gekomen. Zes mensen weten te ontsnappen waaronder Black, Hudson en De Leeuw. Die blijven bij elkaar, kruipen de dijk af en volgen bij de waterkant de oever in westelijke richting. Een paar kilometer verder vinden ze een schuilplaats op een hooizolder. Het is bijna middernacht, bijna vrijdag 8 december 1944. Koud en nat zitten ze weggedoken in het hooi. Ze zijn verward en terneergeslagen, maar
ook kwaad. Ze voelen zich in de steek gelaten door hun landgenoten en ze voelen zich beschaamd tegenover de verzetsgroep.
MELKPOEDER
’s Middags komt er een boerenman binnen. Hij gedraagt zich vreemd, doet schichtig. Het lijkt of hij wat verstopt. Als de man weg is gaat De Leeuw kijken wat het is. Hij komt terug met een groot blik melkpoeder. Uit een regenton scheppen ze wat water om de gedroogde melk te consumeren: een handje ervan in de mond, een flinke slok water, goed spoelen en slikken. De tweede dag besluiten ze contact te maken met de bewoners van de boerderij. In het donker kloppen ze aan. De boer lijkt bang en zegt niet veel. Hij laat merken dat hij er niet erg op gesteld is dat ze in zijn schuur zitten. Hij wil niet in
moeilijkheden komen. De Leeuw zegt dat ze weg gaan als hij hen wat te eten geeft. De boer geeft ze een paar appels. Ze blijven toch nog een nacht en op zondagavond verlaten ze de schuur, richting Zierikzee. In de stad trekken ze hun schoenen uit en op sokken lopen ze door de straten naar het huis van Joost Ringelberg. Binnen krijgen ze een bord pap. Joost en zijn vrouw zijn erg van streek. Die dag zijn er in Renesse tien mensen van hun groep opgehangen.
EXECUTIE
Deze tien staan bekend als ‘De tien van Renesse’. Het zijn mensen die bij de mislukte oversteek van 7 december door de Duitsers gevangen zijn genomen. Na een schijnproces waarbij ze vreselijk werden mishandeld, bepaalde het vonnis van het Standgericht dat de tien mannen door middel van de strop ter dood zouden worden gebracht. De voltrekking van het vonnis vond plaats te Renesse bij de ingang van Slot Moermond op zondag 10 december om 12.00 uur. Een zwaar gewond lid van de groep moest vanaf een brancard toekijken hoe zijn negen makkers werden opgehangen. Toen hij kort daarop stierf werd zijn lijk naast de anderen gehangen. Onvoorbereide familieleden en burgers werden gedwongen kort na het gebeuren langs de gehangenen te lopen. Eén van hen was een vader, die zijn zoon moest aanschouwen als gehangene. Door de Duitsers werd bepaald dat de lichamen 48 uur moesten blijven hangen. Daarna werden de lichamen van de ‘Tien van Renesse’ weggehaald en op de begraafplaats in Renessee ongekist in een massagraf gelegd. De daders van deze
misdaad zijn nooit gepakt, laat staan berecht….
GEVANGEN
Joost Ringelberg geeft Black, Hudson en De Leeuw aanwijzingen hoe ze in Schuddebeurs moeten komen, waar een huis is waar ze voorlopig veilig zullen zijn. Als ze de boerderij passeren waar ze een paar dagen geleden zaten, besluiten ze daar te blijven. Met zijn drieën slapen ze in één bed. De volgende morgen komen er een paar Duitsers het huis binnen, maar ze zijn ook weer gauw weg. Een paar uur later komen twee Nederlandse werklui het huis binnen en één van hen gaat de trap op. Daar staan de laarzen van Hudson. De man pakt de laarzen op, waarop Hudson te voorschijn komt. Ook de andere twee komen er bij. De Leeuw praat met de mannen en ze druipen af. Om half drie ’s middags is hun lot bezegeld. Een groep zwaar bewapende Duitsers nadert over de dijk en komen het huis binnen. Black beseft dat ze met slechts één revolver op drie man hier niet tegen op kunnen. Hij gaat boven aan de trap staan met zijn handen omhoog, roept ‘Kamerad!’ en loopt de trap af, gevolgd door de anderen. Ze worden gefouilleerd en afgevoerd naar Zierikzee, naar de Orts-Kommandantur. Een Duitse Feldwebel zegt in zijn beste Engels: “For you ze war is over!” Na twee dagen worden ze afgevoerd naar Brouwershaven en vandaar naar Middelharnis. Eén voor één worden ze per auto afgevoerd naar een groot gebouw, een soort politiebureau of gerechtshof. Daar word Black een cel ingeduwd. “Ben jij het Blackie?” wordt er gefluisterd. “Phil, is Herman er ook?” fluistert hij terug. “Yes Sarge”, is het antwoord. “I am here.”
“WHAT THE HELL…..”
Tijdens de verhoren die volgen wordt Black geconfronteerd met De Leeuw, die een verhaal heeft opgehangen waar geen touw aan vast is te knopen. Als ze in de cel terugkomen, sist Black tegen De Leeuw: “What the hell have you been telling them?”. Ze vergelijken vragen en antwoorden en bespreken verschillende strategieën. Hoe lang kun je blijven volhouden dat je iets niet weet? Wanneer moet je antwoorden: “Dat zeg ik niet”. Wat zijn de mogelijke consequenties? Later komt er een ondervrager binnen die zegt dat ze tevreden zijn over de antwoorden van de drie en dat ze als krijgsgevangenen behandeld zullen worden. Een dag later vertrekken ze via Rotterdam en Schiedam naar Woerden, waar ze van 20 tot 27 december verblijven. Van Woerden gaan ze via Amersfoort naar Enschede, waar ze worden ondergebracht in een doorgangskamp voor luchtmachtgevangenen. Hier nemen Black en Hudson afscheid van De Leeuw. Op 2 januari verlaten Black en Hudson Nederland om uiteindelijk terecht te komen in Stalag Luft 1. Op 30 april 1945 worden ze daar door de Russen bevrijd.
En De Leeuw? Van hem is niet meer bekend dan dat hij vanuit Enschede verder Duitsland in is vervoerd. In welk kamp hij heeft gezeten is niet bekend, wel dat hij op 16 april 1945 door de geallieerden is bevrijd. In oktober van dat jaar kwam hij terug bij zijn onderdeel, op dat moment het 6de Koninklijk Nederlands Infanterie Depot, beter bekend als de Stormschool Bloemendaal’. Op 15 januari 1951 werd hij geplaatst bij het Korps voor de tijd van zes jaar als vrijwilliger bij de KL. Hij volgde vele cursussen waaronder de omscholingscursus tot sergeant. Hij diende o.a. op het Infanterie Schietkamp Harskamp, bij het 412de Bataljon Infanterie, het Garde Regiment Jagers en bij de Stafcompagnie van de 4de Divisie. Op 1 januari 1959 verliet hij de dienst. Herman de Leeuw was drager van het Oorlogsherinneringskruis met de gespen Krijg te Land 1940 – 1945 en Arnhem-Nijmegen- Walcheren 1944. Op 16 februari 1989 kwam ‘de vijfde krijgsgevangene’ plotseling op 69 jarige leeftijd in Dordrecht te overlijden.
Bronnen: Artikel in Zeeuws Tijdschrift uit 1985, geschreven door Tine Visser.“A glider pilot’s story” door Bernard Black.Registratiekaart en zogenoemde “Engelandkaart” van Herman de Leeuw.