Operatie Infatuate – De Bevrijding van Walcheren

Vlissingen – Westkapelle november 1944

Inzet commando’s van No. 2 Dutch Troop

Deze teksten verschenen eerder grotendeels in een tweetal artikelen in De Groene Baret van september 1984. De belevenissen zijn voor het grootste deel opgetekend aan de hand van gesprekken met de mannen die het meemaakten. De Nederlandse commando’s van No. 2 Dutch Troop, No. 10 Inter Allied Commando. Helaas zijn alle deelnemers van No. 2 Dutch Troop aan de Operatie ‘Infatuate’ inmiddels overleden. Maar vergeten doen wij ze niet!

Na de acties bij Arnhem, Nijmegen en Eindhoven verzamelden de leden van No. 2 Dutch Troop zich half oktober 1944 in het huis van de gevluchte NSB-burgemeester van Eindhoven. Op 20 oktober 1944 kreeg No. 2 Dutch Troop opdracht om zich te verplaatsen naar het Belgische Brugge, waar de eenheid werd ingedeeld bij de Britse 4e Special Service Brigade.

De Westerschelde werd toen nog steeds beheerst door de Duitsers en de haven van Antwerpen kon daarom onmogelijk door de geallieerden worden gebruikt. Het bezit van Walcheren zou het verdere verloop van de oorlog bepalen. De Duitsers hadden van dit eiland één grote vesting gemaakt. Hier bevonden zich niet minder dan 305 kazematten. Zware kustbatterijen stonden in betonnen opstellingen en in het westen en zuiden waren op het strand uitgebreide draad- en mijnversperringen aangelegd. Onderwater hindernissen sloten de toegangen tot het eiland af. Vooral de omgeving van Vlissingen was zwaar versterkt, om de stad was een dubbele rij van tankgrachten gegraven.

Met de wetenschap dat het eiland gemakkelijk onder water kon worden gezet, besloot de geallieerde legerleiding het zeewater binnen te laten. Dit alles met het oogmerk de artillerieopstellingen te isoleren en de Duitse eenheden te belemmeren in hun bewegingen, waardoor de verdediging van het eiland zou worden ontwricht.

Nadat de bevolking door middel van afgeworpen pamfletten was gewaarschuwd vonden op 3, 7 en 11 oktober precisiebombardementen plaats op de zeedijken. Door vier gaten stroomde het zeewater binnen. Piloten van verkenningsvliegtuigen rapporteerden, ‘Het eiland lijkt nu een schotel vol water’. Uiteindelijk was de toestand zo dat met uitzondering van de duinranden, Middelburg en nog enige andere plaatsen geheel Walcheren onder water stond.

De verovering van Walcheren was opgedragen aan de Britse 52ste Lowland Divisie. Twee brigades zouden vanaf Zuid-Beveland over het Sloe aanvallen. No. 4 Commando en één brigade van deze divisie waren belast met de overmeestering van Vlissingen. No. 41, No. 47 en No. 48 (Royal Marine) Commando versterkt met No. 4 Belgian Troop en No. 5 Norwegian Troop hadden de opdracht om bij Westkapelle aan land te gaan. Alle commando-eenheden behoorden tot de 4de Special Service Brigade.

No. 2 Dutch Troop werd in twee detachementen gesplitst. Het eerste detachement bestaande uit eerste-luitenant C. de Ruiter, drie onderofficieren en 7 korporaals, was met No. 1 en No. 8 French Troop ingedeeld bij No. 4 Commando. Het tweede detachement bestaande uit kapitein J. Linzel, vier onderofficieren en negen korporaals bij No. 47 (Royal Marine) Commando. Eén onderofficier was ingedeeld bij de staf van de 4de Special Service Brigade.

Indeling leden No. Dutch Troop:

Vlissingen: tweede-luitenant C. de Ruiter, sergeanten W.G. van Gelderen, K. Kruit en D. van der Wal, korporaals J.W. Bothe, H.W. van der Steen, K.J. Baggerman, J.C. van Woerden, C.A. van de Gender, W. de Liefde en L. Persoon.

Westkapelle: kapitein J. Linzel, sergeant-majoor J.G. van den Bergh, sergeanten I.J.E. van Dullemen en G.P. Ubels, korporaals A.M.T. Italiaander, W. Knijff, V.G Kokhuis, H. Cramer, B.S. Boelema, P.A. Visser, J.A. van der Linde en A. Bloemink.
Staf 4e Special Service Brigade: sergeant R.B. Visser

INFATUATE I – VLISSINGEN

Op 1 november 1944 werd de aanval vanuit Breskens op Vlissingen ingezet, gesteund door het vuur van 314 kanonnen die in Zeeuws- Vlaanderen stonden opgesteld. Korporaal W. de Liefde landde om 05.45 uur met de eerste verkenningsboot bij Dokhaven (codenaam ‘Uncle Beach’) en klom op de gladde paalhoofden van een piertje om de landingsplaats voor de overige boten met een groene lamp te markeren. In het schijnsel van de lichtspoormunitie zat De Liefde moederziel alleen te zwaaien met zijn lamp. De Ruiter, die met de derde boot landde, herinnerde zich: ‘terwijl je normaal spreekt van overgierende, was dit geen overgieren meer, dit was een continu gehuil dat over je heen ging’. Korporaal J.W. Bothe die eveneens tot de eersten behoorde stelde met een handgranaat de bezetting van een kazemat buiten gevecht.

‘The Assault of Walcheren’ schilderij van zeeschilder Peter Stekelenburg

Voltreffer van Piat

Sergeant W. van Gelderen en korporaal L. Persoon waren ingedeeld bij No. 8 French Troop. De laatste schakelde een mitrailleurnest uit en stormde met de Fransen de Coosje Buskenstraat in. Daar liep de troop vast tegen een bunker van de boulevardverdediging en een vierling luchtdoelmitrailleur. Er werd luchtsteun aangevraagd en zes typhoons bestookten de Duitsers. De Fransen stormden naar voren en gooiden handgranaten door de schietgaten van de bunker. Persoon schoot met zijn Piat de stalen deur uit zijn voegen, waarop de bezetting zich over gaf. Van Gelderen nam vlak bij het standbeeld van admiraal De Ruyter in zijn eentje 46 Duitsers gevangen.

 

‘Uncle Beach’ Vlissingen

Speciale opdracht

Luitenant De Ruiter, die intussen de Zeeuwse loodsen, die op de hoogte waren met de ligging van de mijnenvelden in de Schelde naar het Britse marinehoofdkwartier in Antwerpen had gestuurd, belastte zich in de nacht van 1 op 2 november nog met een speciale opdracht. Samen met de korporaals H.W.van der Steen, J.W. Bothe en een verzetsman voerde hij een patrouille uit naar de door de Duitsers bezette scheepswerf ‘De Schelde’. Daar was een aantal Duitsers op de hoogte van de springladingen, die waren aangebracht aan de sinds 1939 op stapelliggende ‘Willem Ruysch’ en zij hadden te kennen gegeven zich te willen overgeven. De Ruiter kwam terug met vijftien krijgsgevangenen. Later bleek dat de ladingen al door personeel van de scheepswerf onschadelijk waren gemaakt.

 

 

Kpls Bothe (li) en Van der Linde in de straten van Vlissingen

 

INFATUATE II – WESTKAPELLE

Drie uur na de landing bij Vlissingen werd de aanval op Westkapelle ingezet. Deze strijdmacht had zich ingescheept in Oostende. Gesteund door een slagschip en twee kanonneerboten naderde de vloot van 126 verschillende vaartuigen in de woelige zee de kust. De Duitse kustbatterij W 15 opende het vuur en richtte enorme verliezen aan. Met de ondersteuningsvaartuigen voorop, gingen de aanvalsboten de hel in. De Duitsers concentreerden hun artillerievuur nu voor en op het gat in de dijk waar de commando-eenheden moesten landen.

 

 

 

Commando’s in opmars Westkapelle

 

 

Herinnering

Majoor Linzel herinnerde zich tien jaar later: ‘Op enkele honderden meters van de kust zagen we zo’n salvo vóór ons schip vallen, dan even later, een salvo er achter. Maar we lagen veilig in de Buffalo, ongedeerd. Anderen waren niet zo gelukkig. Een of twee Buffalo’s , een paar meter verderop, hadden de volle laag gekregen en stonden in lichterlaaie. Mortiermunitie en vlammenwerpers welke er in zaten, explodeerden en veroorzaakten een helse hitte’. De ondersteuningsvaartuigen schoten in de laatste fase voor de landing hun raketten af: een hel vurig gordijn van vlammende pijlen, vlak daarop een bliksem die over de duinen flitste en het doffe gerommel van explosies. Er werd binnendijks geland aan de zuidkant van het gat.

Gevecht in voorste lijn

Na hergroepering rukte No. 47 Commando achter No. 48 Commando op in de richting van Zoutelande. Na de verovering van deze plaats nam No. 47 Commando de spits over. De gehele dag vocht het Nederlandse detachement in de voorste lijn. Om Vlissingen te bereiken moest men nog 8 kilometer duin doortrekken. Zandstormen belemmerden het zicht en al spoedig traden er storingen op bij de automatische wapens. Door de korporaals J.A. van der Linde en A. Bloemink werden desondanks toch vlot enkele weerstandsnesten opgeruimd. De korporaals J.L. Kloezeman en W. Knijff raakten gewond.

Labyrint van prikkeldraad

Bij Dishoek ontstond een verwoed gevecht. De aanval op de Duitse artilleriestelling W 11 vond plaats door een labyrint van prikkeldraad en mijnenvelden, waarbij men veiligheidshalve zoveel mogelijk in de voetsporen van voorgangers sprong. De aanval liep vast, maar kon na een artilleriebarrage weer worden voortgezet. Delen van de troops wisten de versterking binnen te dringen, waarbij de sectie onder leiding van sergeant-majoor J.G. van den Bergh zich bijzonder heeft onderscheiden. Een nachtelijke tegenaanval van de Duitsers werd afgeslagen.

Laatste Duitse stelling voor Vlissingen

Op 3 november 1944 bij het aanbreken van de dag vormde de troop waarbij het Nederlands detachement was ingedeeld weer de spits. De eenheid lag onder zwaar mortier- en mitrailleurvuur. Mitrailleurnest na mitrailleurnest werd opgeruimd, de laatste Duitse stelling werd met de bajonet op het geweer genomen. Slechts kapitein Linzel, sergeant-majoor Van den Bergh en sergeant Dullemen bereikten ongekwetst het aanvalsdoel. Onder de gewonden die de stelling lopend, kruipend of gedragen bereikten bevonden zich sergeant G.P. Ubels en de korporaals V.G. Kokhuis, H. Cramer, B.S. Boelema, P.A. Visser, J.A. van der Linde en A. Bloemink. ’s Avonds werd bij het gat in de dijk bij Fort Nolle contact gemaakt met de commandotroepen die in Vlissingen waren geland.

Op 7 november 1944 capituleerden de Duitsers in Middelburg en op 8 november werd de laatste weerstand tussen Domburg en Veere gebroken. Op 14 november vertrok No. 2 Dutch troop naar Eastbourne in Engeland. Korporaal Bothe bleef nog geruime tijd in Zeeland als gids voor de Engelsen.

De sterkte van de troop was gereduceerd tot 2 officieren en zeventien onderofficieren en korporaals.

De vrijmaking van de Schelde kostte de geallieerden veel slachtoffers en er waren ook veel burgerslachtoffers te betreuren. Het doel was bereikt, de troepen die de slag om Duitsland moesten beginnen waren verzekerd van logistieke steun.

Door een speling van het lot had No. 2 Dutch Troop tijdens deze operaties weliswaar geen doden te betreuren, maar meer dan 1/3 deel raakte bij de diverse acties gewond. En ook bij deze operaties gaven de Nederlandse commando’s wederom blijk van hun moed, trouw, beleidvol optreden en persoonlijke inzet.

Op de Westerschelde was het mijnenvegen intussen al begonnen. Op 28 november 1944 was de doorvaart naar Antwerpen open voor de bevoorrading van de geallieerde legers.

Geef een reactie