1950 – 1964
Op 1 juli 1950 werd de Stormschool Roosendaal omgevormd tot het Korps Commandotroepen.
In de loop van de jaren vijftig groeide het KCT uit tot een organisatie met drie parate compagnieën en een wisselend aantal mobilisabele compagnieën, terwijl in vredestijd ook een instructiecompagnie en een verzorgingscompagnie actief was.
De parate commandocompagnieën, elk bestaande uit ongeveer 115 man, konden ten tijde van crisis of oorlog voor uiteenlopende speciale opdrachten worden ingezet. De mobilisabele commandocompagnieën hadden in oorlogstijd o.a. tot taak zogeheten vitale objecten zoals vliegvelden, bruggen en havens te beveiligen of te heroveren.
In de periode 1950-1964 voerden de commando’s een aantal zogeheten “bijzondere opdrachten” uit, die buiten de gebruikelijke taakstellingen vielen.
Zo werden in de jaren ’51 tot ’53 de vrijwilligers ten behoeve van het Nederlandse Detachement Verenigde Naties Korea onderworpen aan een zesweekse zware gevechtstraining. De bijdrage van het KCT aan de Korea-oorlog bleef niet beperkt tot opleiden alleen. Onder de Korea-gangers bevonden zich ex-para’s en ex-commando’s van het RST en een kleine veertig beroepsmilitairen.
Een andere missie van de groene baretten speelde zich af in september 1952 toen de 103e Commando Compagnie op “vrijwillige” basis werd uitgezonden naar Suriname. De “Suriname-compagnie” keerde, na overdracht van de taken aan de nieuw opgerichte Troepenmacht in Suriname (TRIS), in maart 1953 terug naar Nederland.
Tijdens de Watersnood van 1953 werd nagenoeg het gehele Korps ingezet bij de reddingsactiviteiten. Gedurende twee weken waren de commando’s dag en nacht met boten, vlotten en pontons in touw om zoveel mogelijk mensen van de verdrinkingsdood te redden. In de omgeving van Fijnaart leverden de groene baretten een loodzwaar gevecht om een dijkdoorbraak te voorkomen. Hierbij kwam commando J.E. Willemsen, die door de kolkende watermassa werd meegesleurd, op 1 februari om het leven.
Van januari 1959 tot september 1960 versterkte een detachement van ruim vijftig commando’s de troepenmacht in Nieuw-Guinea. Zij kregen o.a. het beveiligen van het eiland Biak, waar de belangrijkste marine- en luchtvaartbasis was gelegen en diverse speciale opdrachten, waaronder het onderscheppen van vijandelijke infiltraties, tot taak. Korte tijd later, in het najaar van 1961, begon een uitzending dichterbij huis, namelijk naar de Bondsrepubliek Duitsland. Als gevolg van de bouw van de Berlijnse Muur in augustus van dat jaar was de spanning tussen Oost en West het kookpunt dicht genaderd! De Nederlandse commando-compagnieën werden bij toerbeurt op de legerplaats Hohne gestationeerd. In oktober 1963 kwam een einde aan dit Duitse intermezzo.
In 1964 presenteerde de Staatssecretaris van Defensie een groot pakket bezuinigingsmaatregelen. “Operatie Chirurg”, zoals deze bezuinigingsronde heette, amputeerde het Korps. Eenheden die in het nieuwe verdedigingsconcept, met een hoofdrol voor gemechaniseerde eenheden, niet direct nodig waren moesten verdwijnen.
De drie parate commandocompagnieën, de 104, 105 en 108 Commandotroepencompagnie, maakten plaats voor de nieuwe parate eenheid, de 104 Waarnemings- en Verkenningscompagnie.