Dekolonisatieonderzoek 1945-1950
Uit mijn tijd op de KMA (Koninklijke Militaire Academie) zijn twee lessen mij altijd
bijgebleven. Ten eerste, een militair mag, maar moet ook in opdracht geweld gebruiken. De
militair heeft hier als enige overheidsdienaar geen vrije keuze. Ten tweede, de toepassing
van geweld moet vallen binnen de regels van de geldende wet of zoals wij dat tegenwoordig
noemen, de ‘rules of engagement’. Elke militair, van soldaat tot generaal, heeft hier een
eigen verantwoordelijkheid. Je wordt gevormd om deze verantwoording af te leggen.
Militairen willen, maar moeten dus ook verantwoording afleggen voor het door hen
toegepaste geweld. Wanneer je het recht en de plicht hebt om te kunnen beschikken over
het leven van anderen, dan is dat ook niet meer dan terecht.
Dat maakt wel dat het spiegelen van het optreden van de militair buitengewoon zorgvuldig
moet gebeuren!

Op 17 februari 2022 worden de resultaten van het dekolonisatieonderzoek (officiële naam:
Onafhankelijkheid, dekolonisatie, geweld en oorlog in Indonesië, 1945 – 1950)
gepresenteerd door een drietal onderzoeksinstituten, waaronder ons eigen Nederlands
Instituut voor Militaire Historie (NIMH), een onderdeel van Defensie. De verwachting is dat
de onderzoeksinstituten zich beperken tot de beantwoording van de vraag of de
Nederlandse militairen in Nederlands-Indië al dan niet proportioneel geweld hebben
gebruikt. Anders gezegd: was er sprake van structureel excessief geweld?
Een zeer beladen vraag, niet alleen naar het verleden toe, maar ook naar hedendaagse en
toekomstige conflicten. Als dit onderzoek niet zorgvuldig wordt uitgevoerd, dan splijt dit
Nederland verder. De lessen die er geleerd zouden moeten worden, zullen niet geleerd
kunnen worden als er twijfel bestaat over de zorgvuldigheid van het onderzoek. De
zorgvuldigheid van de benadering bepaalt ook of militairen en bestuurders verantwoording
kunnen en willen afleggen nu en in de toekomst. En dit raakt dus expliciet zowel het
verleden, het heden als de toekomst.

Voor de drie onderzoeksinstituten – naast het NIMH het Koninklijk Instituut voor Taal-, Land-
en Volkenkunde (KITLV) en het NIOD Instituut voor Oorlogs-, Holocaust en Genocidestudies
– betekent dit dat zij onderstaande grondslagen ondubbelzinnig moeten invullen. Hier mag
geen discussie over komen, anders is het onderzoek bij voorbaat van nul en generlei waarde.
In tegendeel, in plaats dat wij er dan iets van kunnen leren en verantwoording kunnen
nemen, splijt het onze gepolariseerde samenleving nog verder.
De doelstelling van de regering bij het geven van de randvoorwaarden voor dit onderzoek is
geweest om niet het land verder te verdelen, maar juist om stappen te kunnen maken naar
een betere toekomst, ervan te kunnen leren. En niet – populair gezegd – in een ’wappie’- of
‘cancel’-discussie terecht te komen. Om de onderzoeksopdracht door de drie instituten te
kunnen uitvoeren, is door de regering bovendien substantieel belastinggeld vrijgemaakt. En
als iets de afgelopen jaren gespeeld heeft dan is het de maatschappelijke verdeeldheid, niets
voor niets is de titel van het regeerakkoord “Omzien naar elkaar, vooruitkijken naar de
toekomst”. Om dit eens concreet te maken.

Het hoeft geen nader betoog dat men zich bij het onderzoek moet houden aan de
door de regering gegeven voorwaarden. Van de drie opdracht gevende ministeries mag
worden verwacht dat zij hier een expliciet standpunt gaan innemen of aan deze
voorwaarden is voldaan. Overigens zijn hier nu al vragen over. Het kiezen van ’een eigen
richting’ door de instituten is zeker in deze tijd dodelijk, dan sla je onmiddellijk de relevantie
onder dit rapport vandaan.
Uit reacties op reeds gepubliceerde resultaten van het onderzoek en door publicaties
en opmerkingen van individuele leden van het onderzoeksteam wordt ernstig getwijfeld aan
de wetenschappelijke integriteit van het onderzoek. Daardoor ligt het onderzoek (en het
toekomstige resultaat ervan) nu al onder vuur.
Als wij willen dat militairen maar ook bestuurders hun verantwoordelijkheid nemen
voor de gebeurtenissen tijdens de dekolonisatieperiode 1945 – 1950, dan moet dit wel
worden geplaatst in de tijd van toen met de regels (‘rules of engagement’) zoals die golden
toen zij werden uitgezonden naar Nederlands-Indië. Wij moeten ons realiseren dat dit
onderzoek een schaduw vooruitwerpt naar toekomstige onderzoeken naar bestuur
beslissingen en de inzet van overheidsdiensten. Indien hier niet op grond van objectieve,
herkenbare criteria rechtszekerheid wordt geboden dan zal dit tot scherpe afkeurende
reacties leiden. Rechtszekerheid moet gewaarborgd zijn.
Maar voor een goed begrip bij de gemiddelde Nederlander van nu, moet ook de
tijdsgeest van toen worden meegenomen. U realiseert zich het misschien niet meer, maar de
dekolonisatieperiode was onmiddellijk na de Tweede Wereldoorlog waarin onder andere
twee kernwapens op Japanse steden en bombardementen op Dresden weloverwogen en
bewust zijn uitgevoerd. Interessant is dan wellicht ook de vraag: zouden wij dat nu ook nog
doen? Vanuit de leunstoel is het gemakkelijk, natuurlijk niet! Maar als er elke dag duizenden
zonen van je sneuvelen dan wordt deze stellingname toch echt ongemakkelijk, zo heb ik
gemerkt in vele discussies. De simpele vraag of wij Polen en Litouwen met Nederlandse
levens zouden moeten beschermen in het geval van een aanval door Rusland, wordt meestal
met nee beantwoord als het je persoonlijk maakt. Ben je bereid om jouw kind hiervoor in
’Harms way’ te brengen? Nee dus. Willen wij onze vrijheid, ja graag!
Maar het onderzoek moet ook ruimte maken voor andere meningen en deze
meenemen. Hiervoor is een maatschappelijke klankbordgroep ingesteld. Deze
klankbordgroep mag advies geven. Maar de hamvraag is natuurlijk: is er iets met dit advies
gedaan? Het wordt buitengewoon interessant om dadelijk te bezien of de adviezen wel of
niet zijn overgenomen en waarom wel of niet
Bovendien zijn er niet alleen historische invalshoeken, maar bijvoorbeeld ook
militaire en juridische gezichtspunten die uiteindelijk gezamenlijk tot een historische
waarheid leiden. Uit mijn eigen ervaring als docent op de toenmalige Hogere Krijgsschool, in
de soms diepgaande samenwerking met het NIMH, weet ik dat historische feiten niet alleen
zijn te verklaren vanuit boeken of gesprekken, maar juist ook vanuit de kennis van militaire
doctrines. Wetenschap is het samenbrengen van meerdere disciplines om tot optimale
resultaten te komen. De een versterkt de ander om tot een juiste inkleuring te kunnen
komen, ik kan hier goede voorbeelden van geven. Je kunt operaties pas goed begrijpen als je
de militaire doctrine begrijpt en integreert in de geschiedkundige evaluatie. Hier komt zelfs
het NIMH gewoon kennis tekort, is mijn ervaring. Hier komen wij op het terrein van de
wetenschappelijke adviescommissie. Zijn de diverse disciplines voldoende geïntegreerd in dit
onderzoek? Of is het een spel van uitsluitend historische hobbyisten? Pas na 17 februari zal
dit duidelijk worden. Dan zal expliciet de vraag gesteld worden: zijn de militaire, juridische
en eventueel andere disciplines al vroegtijdig in het onderzoek geïntegreerd? Wat is het
advies van de diverse adviseurs geweest en wat heeft men ermee gedaan?

Bovendien zou ook in het onderzoek geïntegreerd moeten worden het optreden van
de ‘tegenpartijen’. Je kunt een optreden alleen begrijpen als je alle partijen belicht.
Wederom een vraag die ik nu nog niet kan beantwoorden. Maar wederom op 17 februari
zeker aan de orde moet komen.

Om als volk te kunnen leren, om als militair en bestuurders verantwoordelijkheid te kunnen
en willen nemen, kan en mag er geen discussie zijn over de zorgvuldige en wetenschappelijk
verantwoorde fundering van het onderzoek. Als die discussie er wel is – en daar heeft het nu
reeds alle schijn van – is niet alleen het overheidsgeld voor niets geweest, maar heeft het
onderzoek alleen bijgedragen aan verdere negatieve sentimenten, aan polarisatie en helpt
het ons niet verder. Bovenstaande grondslagen zullen het verschil maken tussen ervan
kunnen leren of niet.

Ik hoop vurig dat de voortekenen bedriegen. Maar als de hierboven aangegeven
bedreigingen bewaarheid worden, dan zal de discussie alleen nog gaan over de
totstandkoming van het rapport en niet meer over de inhoud. Onze geschiedenis verdient
beter dan een dergelijke uitkomst. Met al zijn plussen en minnen, het is onze geschiedenis!
Maar het legt ook meteen een hypotheek op andere onderzoeken die er nog zouden
moeten komen. Om te kunnen leren, om verder te kunnen komen, moeten de juiste
voorwaarden worden geschapen. En niet voor een kleine groep idealisten van een bepaalde
signatuur, maar voor Nederland.
Er zijn drie instituten ingehuurd om een gefundeerd onderzoek uit te voeren. Zowel het
goede als het slechte wat daar uitkomt, daar moeten wij voor staan. Daar moet je je
verantwoordelijkheid voor nemen. Dan ben je volwassen, mits de zorgvuldigheid
gewaarborgd is.
Zoals ook de drie onderzoeksinstituten verantwoordelijk zullen worden gehouden voor
opzet en aanpak en de daardoor gegenereerde uitkomsten van het onderzoek en ook daar is niets mis mee.